Overig

Gans Limburg aan het springen

Ik ben een Limburger en in deze tijd van het jaar betekent dat dat ik mijn vertrouwde provincie niet uit kom. Dit weekend is het namelijk carnaval. De magie die dit feest is, is onmogelijk in woorden te vangen, maar ik ga toch een beetje proberen te beschrijven waarom ik het zo leuk vind. Baby's Hand With Colored Paper

Allereerst is er de muziek. Die vond ik als kind al leuk, toen ik aan de rest van carnaval nog een hekel had. Hoewel ik er in het dagelijks leven meestal niet over peins om iets anders dan ABN te spreken, gaat carnaval hand in hand met ons plaatselijk dialect. In tegenstelling tot de après ski-feestjes op andere plekken in het land, hebben wij bijna uitsluitend muziek in ons eigen dialect. Limburg heeft zelfs een heel eigen liedjesfestival, vergelijkbaar met het Songfestival, om het beste carnavalsliedje van het jaar te kiezen. Dit jaar is een liedje uit mijn woonplaats tweede geworden en dat was best cool om te zien.

Gezien de muziek allemaal in het dialect is, heb je er als buitenstaander weinig te zoeken. Dat brengt me meteen op het volgende punt. Carnaval in Limburg betekent voor mij dat iedereen naar ‘huis’ gaat. Ik ben een nogal nostalgisch persoon, dus is het niet gek dat ik van carnaval ging houden toen ik besefte dat iedereen van vroeger met deze dagen weer terugkomt naar hier. Vier dagen lang heeft de tijd stilgestaan. Het enige minpunt is dat door al die gekke pakjes en schmink je vroegere klasgenoten of oude buren wel lastiger te herkennen zijn dan onder normale omstandigheden.

Dan is er nog de sfeer. Nee, daarmee bedoel ik niet dat het tof is dat iedereen voor het avondeten al straalbezopen is of dat er na een paar dagen meer bier in je pak zit dan in je bloed. Ik bedoel dat iedereen vrolijk is. Carnaval is namelijk immuun voor onbetaalde rekeningen, de onzin die Donald Trump uitkraamt en werkstress. En niemand hoeft naar de tandarts, want die viert zelf ook gezellig mee. Hartstikke fijn, toch?

Als rasechte Limburger zal ik in mijn leven waarschijnlijk nog veel blijven zeuren op het dode gat waar ik vandaan kom, maar er zal altijd één periode per jaar zijn dat ik nergens anders had willen wonen. Vier dagen lang in het vroege voorjaar ben ik een pielhaas* en daar ben ik trots op.

*Een pielhaas is een inwoner van mijn woonplaats tijdens carnaval.