Schrijven

Versplinterd verlangen – hoofdstuk 1

Op 8 juni komt ‘Versplinterd vertrouwen’ uit, het vervolg op ‘Versplinterd verlangen’. Voor iedereen die er nog over twijfelt om het eerste boek in deze duologie te lezen, is hier het eerste hoofdstuk. Veel leesplezier ; )

– – –

Met de smaak van gegrilde kip en mayonaise nog in mijn mond, stap ik over de drempel van de broodjeszaak waar ik zojuist gegeten heb. Een snelle blik op mijn horloge leert me dat ik nog bijna een half uur heb om op tijd op mijn afspraak te verschijnen en het is vanaf hier slechts een paar minuten rijden. Als ik geen rekening had hoeven houden met de spits, die dus hartstikke meeviel, was ik later van huis vertrokken. Wat kan ik nu nog doen om de tijd te doden?

Aan de overkant van de straat rijst het gebouw voor me op waar ik tot bijna drie jaar geleden rondliep als student. Het lijkt als gisteren dat ik elke morgen mijn fiets in het rek aan de zijkant ervan parkeerde. Dezelfde fiets als waarop ik in elk mogelijk tussenuur de stad in trok voor een vers chocoladecroissantje en een bezoek aan de boekwinkel.

Hé, wacht eens… Het is vandaag donderdag, dus dan is het hier koopavond. Tilburg is geen heel grote stad, dus ik kan binnen een paar minuten in het centrum zijn. Wat betekent dat ik nog precies genoeg tijd heb om te kijken hoe het met mijn geliefde boekwinkel is.

Onder de zachte gloed van de lantaarnpalen door loop ik naar de parkeerplaats van de bioscoop, waar mijn auto staat. Of eigenlijk de auto van mijn oma en mij samen, want we delen de lasten van de donkerblauwe Peugeot. Zo kon ik na mijn studie toch een auto kopen en hoef ik niet elke maand krom te liggen voor de vaste lasten ervan.

Vrolijk door het vooruitzicht van rondlopen tussen de boeken draai ik de auto de parkeerplaats af. Ik steek het kruispunt over waar ik in mijn studententijd honderden keren overheen ben gefietst en rijd rechtdoor een woonwijk aan de rand van het centrum in. Als dit een onbekende stad voor me was geweest, was ik nu vast verdwaald, maar dankzij mijn geschiedenis hier weet ik moeiteloos te navigeren. Ondanks dat ik hier al bijna drie jaar niet meer geweest ben, voelt het nog altijd even vertrouwd.

Wanneer ik rechts afsla om langs de wijk heen naar de hoofdweg te rijden, duikt er plotseling een gestalte voor mijn auto op. Verschrikt kijkt hij om en ik duw zo hard op de rem als ik kan, waardoor ik zelf naar voren schiet. Als ik weer naar buiten kijk, is de persoon niet meer te zien. Shit, heb ik hem geraakt?

Met een wild bonkend hart stap ik uit en loop ik naar de voorkant van de auto. Daar zie ik hoe een man in een zwarte jas met een pijnlijk gezicht overeind krabbelt.

Hij leeft nog, constateer ik opgelucht. Dat is alvast positief. ‘Heb ik je geraakt?’

De man lijkt me echter niet te horen. Hij wrijft kort over zijn knie en bukt zich dan om iets van de grond te rapen. Vervolgens draait hij zich naar me om. ‘Sorry als ik je liet schrikken,’ zegt hij in het Engels. Aha, vandaar dat hij net niet op me reageerde. ‘Het was mijn schuld. Ik ben verdwaald, denk ik.’

Als aan de straatstenen vastgevroren blijf ik staan. Ik kén deze man. Maar als hij buitenlands is, waar moet ik hem dan van kennen? De enige niet-Nederlandstalige mensen die ik ken zijn de uitwisselingsstudenten die in het vierde jaar van mijn studie bij me in de klas zaten.

‘Spreek je Engels?’ vraagt hij met een frons. En dat is het moment waarop ik besef waar ik hem van ken. Van de albumcovers, van de videoclips, en van het concert vier jaar geleden. O mijn god. Dit kan niet echt zijn.

‘Ja.’ Natuurlijk ben ik weer het soort persoon dat hem alleen maar dom kan blijven aanstaren. Maar hé, kun je me dat kwalijk nemen? Ik verwacht sowieso niet om de zanger van mijn favoriete band in het wild tegen te komen, en al helemaal niet in Nederland.

‘Gelukkig. Ik ben dus verdwaald en mijn telefoon is net kapot gevallen – sorry trouwens dat je zo hard moest remmen, maar daardoor struikelde ik en toen gebeurde dit.’ Hij keert me het scherm van zijn telefoon toe, dat bestaat uit een wirwar aan honderden kleine barstjes.

En nu? Hij verwacht toch zeker niet dat ik de reparatiekosten voor hem vergoed? Want hij had gewoon moeten uitkijken waar hij liep en daarbij heeft hij hoe dan ook meer geld dan ik. Dat ga ik dus mooi niet betalen.

‘Dus… aangezien ik geen toegang meer heb tot Google Maps… kun jij me vertellen hoe ik bij het ijshockeystadion kom?’

Echte ijshockeystadions zijn voor zover ik weet zeldzaam in Nederland, maar ik gok dat hij doelt op het ijssportcentrum. Een plek waar ik een paar minuten geleden nog langs ben gereden. ‘Het is niet ver hiervandaan. Ik kan je wel een lift geven.’

‘Top. In dat geval…’ Hij steekt zijn hand naar me uit. ‘Ik heet Sverre.’

Het is maar goed dat ik zijn naam al kende, want mijn volledige aandacht is bij het aanraken van zijn hand en het schudden ervan. Hij voelt ruw en sterk. Precies het soort hand dat je van een muzikant verwacht eigenlijk. ‘Ik eh… Linde.’

‘Linde.’ Mijn naam klinkt vreemd uit zijn mond, met extra trilling op de n. Het bezorgt me kriebels die ik niet helemaal kan thuisbrengen. ‘In het Noors is dat een boom. Is dat in het Nederlands ook zo?’

‘Ja.’

‘Mooie naam dan. Ik hou van bomen.’

Die conclusie had ik al getrokken naar aanleiding van enkele prachtige natuurfoto’s op zijn social media-accounts, maar dat ga ik niet hardop toegeven. In plaats daarvan gebaar ik naar mijn auto. ‘Stap in.’

Hij knikt en loopt naar de passagierskant. Zelf kruip ik weer achter het stuur. De sfeer in de auto is echter totaal veranderd. Waar ik net nog zachtjes mee zat te neuriën met de radio, is mijn lichaam nu strakgespannen. Gesprekken zijn al nooit mijn sterkste punt geweest en al helemaal niet met iemand die ik wel ken maar die mij niet kent. Wat moet ik zeggen? Móét ik eigenlijk wel iets zeggen?

Het is Sverre die de stilte verbreekt op het moment dat ik de autosleutel omdraai. ‘Mag ik je telefoon even lenen? Ik moet mijn manager bellen.’

‘Natuurlijk. Hij ligt hier.’ Ik gebaar naar het vakje tussen de stoelen waar mijn telefoon en een paar cd’s in liggen. O shit, cd’s. Ik knijp hard in het stuur terwijl ik een schietgebedje doe dat het laatste album van Shattered Dawn niet in mijn auto ligt. Ik wil niet dat Sverre weet dat ik naar zijn muziek luister. Dan voel ik me zo stalkerig.

Sverre vist mijn telefoon uit het bakje en ontgrendelt het scherm. Voor ik het weet, is hij verwikkeld in een gesprek dat ik niet versta. Kon ik maar Noors. Ik ben best benieuwd naar wat hij zijn manager allemaal vertelt.

Het voordeel van deze situatie is dat ik niet hoef te praten. Ik hoef alleen de auto door de straten van Tilburg te sturen. Met zweterige handen koers ik dan ook op de bestemming van mijn lifter af.

Op het moment dat het stoplicht vlak voor de ijsbaan op groen springt, beëindigt Sverre zijn gesprek en legt hij mijn telefoon terug in het bakje met de cd’s. ‘Bedankt voor het lenen.’

‘Geen probleem.’

Zuchtend leunt hij achterover in zijn stoel. ‘O, reken maar dat er problemen zijn. Dit is al de derde telefoon die ik kapot heb laten vallen in vier maanden. Daar krijg ik morgen gegarandeerd een preek over.’

Ik kan mijn lach nauwelijks inhouden. Een man van tweeënveertig die een preek krijgt? Hoewel dat misschien wel nodig is als dit echt de derde telefoon in vier maanden is. Ik vraag me af wat hij met die dingen doet. Gebruikt hij ze om er zelf mee te ijshockeyen of zo?

‘Kom je hier uit de buurt?’

De plotselinge interesse in mijn dagelijks leven overvalt me. Het duurt dan ook een paar seconden voor ik een antwoord heb geformuleerd. ‘Nee. Ik woon meer naar het oosten. Ik ben hier voor een afspraak. Maar ik heb hier gestudeerd, vandaar dat ik de weg ken.’ Op het moment dat de laatste woorden mijn mond verlaten, draai ik de parkeerplaats van het ijssportcentrum op. ‘We zijn er.’

‘Nu al? Dan zat ik dus niet helemaal uit de richting.’

‘Nee, je was op de goede weg.’ Ik voel mijn handen zweten op het stuur. Laat hem alsjeblieft nu uitstappen, dan kunnen mijn lichaam en geest misschien terugkeren naar een meer normale gemoedstoestand.

‘Bedankt, Linde.’

O wauw, hij heeft mijn naam onthouden. Ook al weet ik dat hij die morgen weer vergeten zal zijn, het is toch een vleiende gedachte. ‘Geen probleem. En misschien kun je voortaan iets voorzichtiger doen met je telefoons. Je had ‘m echt niet kapot hoeven te gooien om een lift te krijgen, hoor.’

Sverre grijnst breed terwijl hij zijn gordel losklikt. ‘Bedankt voor de tip. En anders moet ik maar gewoon een Nokia nemen. Die dingen overleven toch alles.’

‘Ja,’ lach ik schaapachtig. Wat moet ik er verder op zeggen? Ik heb zelf nooit een Nokia-telefoon gehad.

Eindelijk klemmen zijn vingers zich om de hendel van de deur. Hij trekt het ding naar zich toe en zwaait de deur open. Koude wind waait naar binnen als hij uitstapt. Nadat hij de deur dicht heeft gegooid, steekt hij zijn hand naar me op en loopt dan in de richting van de ingang van het gebouw.

Zodra hij uit het zicht is, ga ik in razend tempo door de cd’s heen die in mijn auto liggen. De hemel zij dank, geen enkel album van Shattered Dawn. Dan heb ik ze dus op mijn kamer laten liggen nadat ik laatst al hun muziek op mijn nieuwe laptop heb gezet.

Ik adem een paar keer in en uit voor ik mezelf ertoe kan zetten de auto weer van de parkeerplaats af te rijden. Tot zover mijn lift aan een beroemdheid. Tijd om me weer te concentreren op de echte reden dat ik hier ben.

– – –

Mocht je na het lezen van dit hoofdstuk zo enthousiast zijn geworden dat je het hele boek wilt lezen dan zou ik het leuk vinden als je het bestelt bij je lokale boekhandel. Zo overleven ook zij hopelijk deze crisis.